De dood van een postduif

Aanwezig Alean Arnith (Mees)  Peer (Ruben) Isnurd (Rinus) en Storm (en Ramon als npc)

Voor de eerste keer naar een andere wereld! Na dat we een puzzel opgelost hebben met kleurtjes die met elkaar verbonden moesten worden zonder dat er een leeg vakje overblijft en Alean als eerste de oplossing ontdekte, mocht ik meemaken hoe we een uurlang door een soort wervelwind naar een andere wereld werden geblazen. Onderweg kwamen we nog een afslag naar links tegen naar een dierenplane en een black-hole achtig gat recht onder ons, maar die hebben we niet genomen, en uiteindelijk kwamen we op precies zo’n plek als waar we vertrokken. Wel enigszins teleurstellend dat die andere plane precies lijkt op de plane waar we vandaan komen, maar ook wel weer geruststellend. We lopen de tunnel uit en komen dus weer bij een muur van water. Ramon en later ook Peer gaan kijken en de oase lijkt precies dezelfde als die waar we vandaan kwamen, maar dan zonder mensen en ook zonder de klok en ook geen sporen van die klok-installatie. Onderwater is dus wel de gang waar we uitkwamen, maar niet die andere naar Gom.
We maken kamp. De volgende dag zien we als eerste 4 gieren uit het noorden komen en later een hele karavaan met een nomaden-volk. Ze zijn zeer vriendelijk. De oudste rijdt op een Griffoen en heet Does. Verder is er het hoofd van de dieren Mans, hoofd jager Bilar (die met de gieren jaagt als een soort gierenier) en de leider Arvay. Op deze plane is geen oorlog, het grootste probleem is dat het steeds droger lijkt te worden. Misschien moeten ze in Santa Ribera wat minder planten. Oh ja de weg naar Santa Ribera kunnen ze ons wijzen: we moeten recht naar het westen. Het blijkt dat Does op de hoogte is van de gang onderin de bron en ik vertel hem onder vier ogen dat we daarvandaan komen. Bij het afscheid krijg ik daarom van hem een muntje! We krijgen zelfs een kaart. We kopen voor een hoop geld (1000 gp p.s.) kamelen en voorraad en gaan op weg.  Dit volk (de Yola Am’s) kan  dankzij ons over een maand of 9 een klein geboortegolfje verwachten, ach je moet wat voor de medemens over hebben. Na 5 dagen komen we bij een bron, rusten en vullen onze watervoorraad aan. 5 dagen later komen we bij de volgende bron maar die blijkt vrijwel uitgedroogd! We besluiten door te gaan, recht naar het westen omdat daar bergen zouden zijn en waar bergen zijn is water. Helaas bezwijkt het grootste gedeelte van de groep halverwege en kan niet meer verder. Alleen Isnurd en ik hebben nog wat kracht. Ik ga op zoek naar de volgende bron en Isnurd gaat recht op de bergen af. Ik vind de bron drink zoveel van het goddelijke water dat ik er bijna in blijf…. Gelukkig kom ik na een tijdje bij en vul lege waterzakken en weet de rest teug te vinden en naar de bon te leiden. Isnurd had het moeilijker en later vinden wij hem ook half uitgedroogd, maar nog wel levend!
Nadat we zijn bijgekomen trekken we de bergen in en vinden een pad. Er blijken twee manieren te zijn over de bergen: dwars erdoor heen of erover heen. Eerst proberen we de doorgang erdoorheen maar dat voort ons via o.a. een kloof met brug erover naar een Trollen-nederzetting in de berg. We zien alleen maar 3 trollen op wacht met warhammers, maar vermoeden dat er veel meer zijn en zijn daar niet tegen opgewassen dus we proberen de route over de bergen.
We hadden kunnen raden dat die andere route ook geen plezieruitje zou worden want na enige tijd staan er twee lompe stenen op de weg met daarop een net zo lompe reus van 15 m hoog met hellebaard.
Ik voel me sterk door het idee dat ik waarschijnlijk met dat muntje van Does doorgang krijg (en daarnaast heb ik snel de gemiddelde vliegsnelheid van de Afrikaanse zwaluw nagezocht) En sta vol zelfvertrouwen de reus te woord, maar sta al gauw te stamelen want dat muntje zegt hem niets, nee 1 rijdier per persoon wil hij hebben! (ja, die dingen van 1000 gp p.s.!) Ik ga overleggen met de groep en we besluiten het maar te doen, daarvoor zetten de reuzen ons over de steilste bergketen heen. Isnurd geeft zelfs een parel extra en krijgt als dank een muntje van de reus.
Aan de andere kant van de bergen geen woestijn, meer een soort savanne, en we komen bij een ander nomadenvolk met buffels. We leren dat hier slangen zijn en dat er verderop een dorpje is: Redi. Als we daar een dag later aankomen is er net jaarmarkt. Ik zoek mensen om mee te kaarten maar ontdek iemand die me wil rollen. Als ik hem grijp gaat hij er snel vandoor en als ik hem volg is hij bang. Op de vraag wie de grootste buit van het dorp heeft antwoordt hij de marktmeester.
Dus daar gaan we een kijkje nemen. ’s avonds viert hij een bescheiden feestje en wij zijn ook uitgenodigd. Als Peer en ik ’s nachts op verkenning gaan vinden we niets in de werkkamer, en vermoeden dat de kluis onder zijn bed staat. De volgende ochtend na een fijn ontbijt leidt Peer de vrouw des huizes af en kruip ik onder het echtelijk bed en vind inderdaad een kluis met voor duizenden gp aan juwelen. Ik ben bescheiden en neem 1 robijn, 10 parels en 5 smaragden.
Vervolgens kopen we paarden voor 500 p.s. (die we met andere juwelen betalen) en gaan er snel vandoor. Als we een postduif langs zien vliegen halen we die neer en lezen het briefje van die goedzak van een marktkoopman: “behandel mijn vrienden met respect: ze hebben leuke trucs en verhalen”. Blijkbaar heeft hij nog niet door dat hij bestolen is.
Als het donker is komen we 4 gasten tegen op de weg die meteen beginnen met schieten. We schieten terug en Isnurd verkoolt de eerste zowat met zijn eerste schot. Een tweede wordt (in 2 keer) door Alean neergeschoten en een derde befuzzeld door het hoofd van Peer. We beroven ze van wat antislangengif en ik laat een gestolen parel in 1 van de overlevenden glijden in de hoop dat hij die uitgeeft en daardoor beschuldigd wordt.
Later zien wij een tweede duif en weten die levend te vangen. Hij draagt een briefje dat we niet kunnen lezen maar dat ongetwijfeld anders van toon is dan de vorige boodschap. We doen de vorige boodschap in het kokertje en laten de duif zijn weg vervolgen.
Na een week komen we bij een klein stadje genaamd Murti.